Bij een partnerverklaring komt de uitkering niet ten goede aan de (overige) erfgenamen, maar uitsluitend aan de partner. Omdat met de verzekeringsuitkering het – in de nalatenschap vallende – woonhuis (gedeeltelijk) wordt afgelost, kan de langstlevende partner een vordering op de (overige) erfgenamen ter grootte van hun erfdelen verkrijgen.
Kon de tussenpersoon volstaan met execution only?
5.2
De consument neemt het standpunt in dat de tussenpersoon in dit geval niet had kunnen volstaan met dienstverlening op basis van execution only. Omdat de tussenpersoon op de hoogte was van de situatie van de consument en [naam 1] had het op zijn weg gelegen de bemiddeling op te schalen naar advies. Er had dan kunnen worden onderzocht of de ondertekening van een partnerverklaring in dit geval zinvol zou zijn geweest.
5.3
Deze klacht slaagt. De tussenpersoon heeft niet weersproken dat zij voldoende op de hoogte was van de situatie van de consument en [naam 1] om te begrijpen dat er voor de consument geen financiële voorzieningen waren getroffen in het geval dat [naam 1] zou komen te overlijden. Bij de tussenpersoon was bekend dat de woning eigendom van [naam 1] was, dat er geen sprake was van een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingscontract en dat [naam 1] geen testament had laten opmaken waarin hij een voorziening voor de consument had getroffen ter zake van de woning, terwijl de consument wel zou gaan meebetalen aan de overlijdensrisicoverzekering die met het oog op de aflossing van de hypothecaire geldlening was aangegaan.
5.4
Verder is van belang dat het in dit geval niet uitsluitend ging om het ‘kaal’ oversluiten van de verzekering. Het moge zo zijn dat de wens voor een lagere premie de directe aanleiding was voor het oversluiten van de verzekering, maar er zijn bij het oversluiten ook andere wijzigingen doorgevoerd. De oude verzekering had geen betrekking op de consument omdat zij ten tijde van het sluiten daarvan nog niet samenwoonde met [naam 1]. [naam 1] was onder de oude verzekering dan ook de verzekeringnemer en de enige verzekerde. De nieuwe verzekering werd evenwel ook afgesloten op het leven van de consument. Dit had voor de tussenpersoon aanleiding moeten zijn om aan de orde te stellen of de consument en [naam 1] nadere advisering zouden willen ontvangen over de vraag of de wijze waarop het verzekerd bedrag bij overlijden tot uitkering zou komen passend was bij de situatie waarin de consument en haar partner verkeerden.
5.5
Naar het oordeel van de Commissie van Beroep is de tussenpersoon dus tekort-
geschoten door niet de mogelijkheid tot nadere advisering aan de orde te stellen. De Commissie van Beroep acht aannemelijk dat de consument en [naam 1] zouden hebben gekozen om nader geadviseerd te worden als de tussenpersoon aan de orde had gesteld dat de financiële situatie van de consument na eventueel overlijden van [naam 1] mogelijk onvoldoende zou zijn geregeld met het enkel oversluiten van de overlijdensrisicoverzekering tegen een lagere premie.
Zou een redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon geadviseerd hebben om een partnerverklaring te tekenen?
5.6
De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of een redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon een overlijdensrisicoverzekering met een partnerverklaring ten behoeve van de consument zou hebben geadviseerd.
5.7
De Commissie van Beroep beantwoordt deze vraag bevestigend. Als er een overlijdensrisicoverzekering met een partnerverklaring zou zijn gesloten, zou de mogelijkheid zijn geopend dat de consument na het overlijden van [naam 1] de woning had kunnen overnemen van de kinderen. Immers, met een partnerverklaring zou de consument een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking op de kinderen hebben verkregen ter hoogte van de verzekeringsuitkering. Ook is denkbaar dat [naam 1] en de consument – na advisering door de tussenpersoon in het kader van de partnerverklaring – zouden hebben besloten aanvullende afspraken te maken op grond waarvan de consument verhaal zou hebben op de kinderen. De consument was in dat geval in een betere financiële situatie komen te verkeren, waarbij zij de woning van de kinderen had kunnen kopen en de verschuldigde koopprijs (gedeeltelijk) had kunnen voldoen tegen het ‘wegstrepen’ van de vordering op de kinderen.
5.8
In de huidige situatie zijn de kinderen eigenaar geworden van een woonhuis vrij van hypotheek. De consument woont met haar (nog minderjarige) kinderen in deze woning. Deze situatie heeft als bezwaar dat de consument voor haar woonsituatie volledig afhankelijk is van haar kinderen, wat wellicht in de toekomst tot problemen zou kunnen leiden. Als de consument en [naam 1] goed waren geadviseerd, zou – zo acht de Commissie van Beroep aannemelijk – de consument hebben gekozen voor een verzekeringsovereenkomst met een partnerverklaring.
Zou [naam 1] hebben meegewerkt aan een partnerverklaring?
5.11
De tussenpersoon heeft verder aan de orde gesteld dat uit niets blijkt dat [naam 1] een partnerverklaring zou hebben gewild. De consument heeft deze stelling betwist.
5.12
Naar het oordeel van de Commissie van Beroep komt het voor risico van de tussenpersoon dat achteraf niet meer met zekerheid is vast te stellen welke keuze [naam 1] zou hebben gemaakt. Deze situatie is immers ontstaan als gevolg van het nalaten van de tussenpersoon om de mogelijkheid van een partnerverklaring ter sprake te brengen. Daarbij komt nog het volgende. Uit het feit dat de consument en [naam 1] in 2014 ten behoeve van de aflossing van de aan [naam 1] toebehorende woning een overlijdensrisicoverzekering op beide levens hebben gesloten, volgt dat zij het belangrijk vonden dat de woning zou kunnen worden behouden als één van beiden zou komen te overlijden. Dit wijst erop dat (ook) bij [naam 1] sprake was van een wens of een door hem gevoelde verplichting jegens de consument, de moeder van zijn kinderen, om haar in de gelegenheid te stellen zo lang als gewenst in de woning te blijven wonen indien hij vroegtijdig zou komen te overlijden. Met behulp van de partnerverklaring had hij dat doel kunnen bereiken. Aldus zou de – alleszins gebruikelijke – situatie hebben kunnen ontstaan waarin de consument de eigenaar van de woning zou zijn, welke woning de kinderen na haar overlijden zouden kunnen erven.
5.13
Kortom, de Commissie van Beroep acht het aannemelijk dat [naam 1] zou hebben meegewerkt aan de partnerverklaring waardoor de consument de woning in eigendom zou hebben kunnen verkrijgen.
Tussenconclusie
5.16
De tussenconclusie is dat de tussenpersoon tekort is geschoten door niet aan de orde te stellen dat de consument en [naam 1] de dienstverlening zouden kunnen opschalen in verband met de financiële positie van de consument in het geval [naam 1] zou komen te overlijden. Een redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon had in dit geval de ondertekening van een partnerverklaring behoren te adviseren. Nu dit is nagelaten, is de tussenpersoon aansprakelijk voor de schade die de consument heeft geleden als gevolg van deze nalatigheid.
Slotsom
5.27
De slotsom is dat de klacht van de consument gegrond is. De tussenpersoon is aansprakelijk voor de schade die de consument heeft geleden doordat zij niet is geadviseerd om een partnerverklaring te ondertekenen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de omvang van de schade. Vervolgens zal de Commissie van Beroep een beslissing geven over de omvang van de schade.
Bron: Kifid
Fintool: Blijft een hellend vlak. Een consument 'bewegen' tot meer advisering af te nemen, maar deze toch niet adviseren. Als consument niet begrijpt waarom uitgebreider advies nodig is, zal deze (soms) toch voor execution only kiezen. Als de adviseur 'alles' moet adviseren voor een execution only tarief, schiet men doel voorbij.
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99