Is sprake van een schenking door de ouders aan een kind indien:
Antwoorden
Beschouwing Wettelijk vruchtgenotIndien ouders het wettelijk gezag hebben over hun minderjarig kind, bepaalt artikel 1:253l Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat de ouders het wettelijk vruchtgenot hebben van het vermogen van het minderjarig kind, tenzij bij testament of schenking is bepaald dat de ouders dat vruchtgenot niet over het verkregen vermogen hebben (artikel 1:253m BW). Ouders zijn op grond van artikel 2.15 Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) inkomstenbelasting verschuldigd over de inkomsten (en vermogensbestanddelen) van het minderjarig kind. Dit geldt ongeacht of de ouders het wettelijk vruchtgenot hebben en de vruchten daadwerkelijk genieten. GiftbegripSchenkbelasting is verschuldigd over al wat krachtens schenking wordt verkregen. Artikel 1, zevende lid, Successiewet 1956 (hierna: SW) verwijst voor de definitie hiervan naar de gift als bedoeld in artikel 7: 186, tweede lid, BW. Een gift is daar omschreven als: “iedere handeling die er toe strekt dat degeen die de handeling verricht, een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt”. Dit houdt in dat voor het aannemen van een gift nodig is: verarming van de schenker en verrijking van de begiftigde, als gevolg van een handeling met een bevoordelingsbedoeling waar beide partijen zich bewust van zijn (zie HR 12 juli 2002, ECLI:NL:HR:AD7272; BNB 2002/317). De vereisten zijn cumulatief. Hoge Raad 16 november 1960De Hoge Raad heeft vastgesteld dat als een minderjarige iets verkrijgt, die verkrijging voor de erf- of schenkbelasting op de volle waarde wordt gesteld (en er dus geen rekening wordt gehouden met het wettelijk vruchtgenot dat de ouder heeft). Dan past het volgens de Hoge Raad niet om -als afstand wordt gedaan van dat wettelijk vruchtgenot-, dat als een verkrijging te zien. In de woorden van het arrest (BNB 1961/38): “bij de vaststelling van het vermogen met wettelijk vruchtgenot bezwaarde eigendom als volle eigendom wordt beschouwd, (. . . ) dat hiermede onverenigbaar is nochtans voor de toepassing der Successiewet met het ouderlijk vruchtgenot rekening te houden alleen indien het door afstand van de zijde der ouders ten behoeve van het kind eindigt.” Verhaalsrecht inkomstenbelastingIn artikel 2.16 Wet IB 2001 is een verhaalsrecht opgenomen voor de situatie, dat de ouders niet het wettelijk vruchtgenot hebben. Te denken valt aan de situatie dat een minderjarig kind vermogen heeft geërfd en de erflater heeft bepaald dat het ouderlijk vruchtgenot niet van toepassing is. Ook dan worden de ouders aangeslagen over het inkomen van het kind. Artikel 2.16 Wet IB komt deze ouders dan tegemoet: zij kunnen dan de belasting over de aan hen toerekende inkomsten van het kind, op dat kind verhalen. Als de ouders geen gebruik maken van dat recht, is dát een schenking. Civielrechtelijk is het verhaalsrecht een vermogensrecht, waarvan het afzien leidt tot verarming bij de ouder en verrijking bij het kind. Dat de ouder niet handelt, maar blijft ‘stilzitten’ doet daar niet aan af (zie Hoge Raad 13 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN8172; NJ 2004/653). Of de ouder zich van de bevoordeling bewust is en deze heeft gewild, is ter beoordeling van de inspecteur. In de relatie ouder-kind wordt een bevoordelingsbedoeling al snel verondersteld. Dat dit verhaalsrecht hoogstpersoonlijk is, en dus niet overdraagbaar aan een derde, betekent niet dat de ouders daarom niet verarmen. |
Bron: Belastingdienst
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99