Vanaf de huwelijksvoltrekking in 2011 te Marokko is, zoals [eiseres] terecht heeft gesteld, het Marokkaans recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime dat geldt tussen [eiseres] en [naam] . Artikel 4 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag bepaalt immers dat de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten (in dit geval de Marokkaanse) doorslaggevend is indien geen sprake is van een gezamenlijke verblijfplaats en indien de echtgenoten geen keuze hebben gemaakt voor een huwelijksvermogensregime. Het Marokkaans recht kent geen gemeenschap van goederen.
Op 31 augustus 2020 is [eiseres] naar Nederland verhuisd. Volgens het UWV staat zij vanaf 7 oktober 2020 in Nederland ingeschreven. Ingevolge artikel 7 lid 2 sub 3 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag is vanaf dat moment Nederlands recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Vanwege het “wagonstelsel” blijft voor de periode dat zij niet samen in Nederland hebben gewoond het Marokkaans recht van toepassing (zie artikel 8 van het verdrag). Vanaf het moment dat het Nederlands recht van toepassing is, betekent dit – ingevolge artikel 1:94 Burgerlijk Wetboek (BW) – dat sprake is van een (beperkte) huwelijksgemeenschap. Ingevolge lid 2 van dat artikel omvat de gemeenschap, wat haar baten betreft, alle goederen verkregen vanaf het ontstaan van de gemeenschap. Het gaat hier echter om een schuld van [naam] aan het UWV en die schuld dateert van vóór het huwelijk. Partijen zijn het erover eens dat die schuld niet in de gemeenschap valt. Dit blijkt ook uit artikel 1:94 lid 7 BW.
Vervolgens ligt de vraag voor waar een schuldeiser van een privéschuld zich op kan verhalen. Ingevolge artikel 1:96 lid 1 BW kan een schuldeiser zich voor privéschulden (dus schulden die niet in de gemeenschap vallen) wel verhalen op de goederen van de gemeenschap. Lid 3 van dit artikel beperkt dat verhaal tot de helft van de opbrengst van het uitgewonnen goed, in dit geval het inkomen van [eiseres] , dat vanaf oktober 2020 in de gemeenschap van [eiseres] en [naam] valt. [eiseres] heeft dat op zich niet betwist en zij heeft ook geen eigen goederen van [naam] aangewezen die voldoende verhaal bieden voor het UWV (zie artikel 1:96 lid 2 BW).
UWV kan zich wel verhalen op de helft van wat in de gemeenschap valt.
In dit geval valt het loon van de vrouw in de gemeenschap en het UWV heeft daarop loonbeslag gelegd.
Beperking
Het UWV mag slechts loonbeslag leggen op de helft van het bedrag dat uitstijgt boven de beslagvrije voet.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668