Op 15 oktober 2021 hebben eiseres en haar vader de onder 1 genoemde koopovereenkomst met betrekking tot de woning getekend. In deze koopovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
(…)
Verkoper mag het geleverde gebruiken voor eigen gebruik tot uiterlijk 1 november 2023. (…)
Kopende en verkopende partij zijn overeengekomen dat de definitieve sleuteloverdracht uiterlijk 1 november 2023 zal plaatsvinden, of zoveel eerder als partijen overeenkomen. (…)
Artikel 27 Onderling overeengekomen
Kopende en verkopende partij zijn overeengekomen dat de kosten voor bewoning, zijnde water, lokale belastingen, afvalstoffenheffing, waterschapslasten, energielasten en rioolheffing, vanaf datum overdracht tot en met de sleuteloverdracht voor rekening huidige verkoper staat.”
3. Op 15 november 2021 is de akte van levering bij de notaris gepasseerd. In de akte van levering is onder meer het volgende opgenomen:
“De koopprijs van het verkochte is: achthonderdtachtigduizend euro (€ 880.000).
(…)
Koper sub 2a [eiseres] is voornemens het verkochte te gebruiken als woning en verklaart in dat kader dat zij uiterlijk per een november tweeduizend drieëntwintig in het verkochte zal gaan wonen. Koper sub 2b [de vader van eiseres] is voornemens het verkochte te (doen) gebruiken als woning.
(…)
5. In geschil is of eiseres ter zake van de verkrijging van haar aandeel in de woning terecht 8% overdrachtsbelasting heeft voldaan.
6. Eiseres stelt onder meer dat het verlaagde tarief van 2% van toepassing is op haar deel van de verkrijging van de woning. De wettekst van artikel 14, tweede lid, van de Wet op de belastingen van rechtsverkeer (Wbr) biedt ruimte om te concluderen dat zij voldoet aan het hoofdverblijfcriterium. Ook verwijst eiseres naar het besluit startersvrijstelling en 2% tarief van 2 maart 20231 waar in onderdeel 4 de verkrijging van de economische eigendom vooruitlopend op de verkrijging van de juridische eigendom wordt behandeld.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verlaagde tarief voor eiseres niet van toepassing is. De woning stond eiseres immers niet korte tijd na de verkrijging ter beschikking als hoofdverblijf. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
11. Uit het artikelsgewijs commentaar bij de Memorie van Toelichting volgt dat voor het begrip ‘anders dan tijdelijk als hoofdverblijf’ wordt aangesloten bij het begrip ‘anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staan’ in de eigenwoningregeling van artikel 3.111, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Voor eiseres gaat op dat de woning weliswaar op 15 november 2021 wordt geleverd, maar dat deze haar vanaf dat moment niet anders dan tijdelijk als hoofverblijf ter beschikking staat in de zin van artikel 3.111, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet IB 2001. De verkopers blijven immers wonen in de woning tot het moment van oplevering van hun nieuwbouwwoning of tot uiterlijk 1 november 20233.
Verhuisregeling
De woning kan evenmin op grond van artikel 3.111, derde lid, Wet IB 2001 aangemerkt worden als eigen woning in de zin van de Wet IB 2001. De woning staat immers niet leeg aan eiseres ter beschikking. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres terecht 8% overdrachtsbelasting ter verkrijging van haar aandeel in de woning heeft voldaan.
Het beroep van eiseres op onderdeel 4 van het besluit startersvrijstelling en 2% tarief baat eiseres niet. Onderdeel 4, dat een goedkeuring geeft voor de verkrijging van de economische eigendom vooruitlopend op de verkrijging van de juridische eigendom, is naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing op de situatie van eiseres. Eiseres heeft op 15 november 2021 immers de volle eigendom met betrekking tot haar aandeel in de woning verkregen.
Koper moet dan ook verhoogde tarief betalen.
Bron: Rechtspraak.nl
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668