Belanghebbende (hierna: X) is een stichting die leningen verstrekt aan particulieren.
X heeft daarvoor een Wft-vergunning. Op grond van een samenwerkingsovereenkomst met een overheidslichaam verbindt X zich om aan een specifieke doelgroep laagrentende hypothecaire leningen te verstrekken.
Op grond van de samenwerkingsovereenkomst stelt het overheidslichaam gelden ter beschikking door deze te storten op één of meerdere rekeningen-courant bij X, waardoor het overheidslichaam een vordering verkrijgt op X. Vanuit de rekening-courant verstrekt X de leningen. De in leningen uitgezette gelden zijn niet door het overheidslichaam opeisbaar. X verricht op grond van samenwerkingsovereenkomst de volgende handelingen:
De particulier betaalt naast eenmalige behandelingskosten voor het behandelen van de lening aanvraag, rente en aflossingen aan X. De binnenkomende rentebetalingen en aflossingen vloeien op basis van de samenwerkingsovereenkomst terug op de rekening-courant van waaruit nieuwe leningen kunnen worden verstrekt.
Voor de (kosten van) uitvoering van genoemde handelingen brengt X een vergoeding aan het overheidslichaam in rekening. De vergoeding bedraagt een vast percentage per jaar over het totaalbedrag van alle uitstaande leningen per ultimo van het kalenderjaar.
Is de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel j, onder 1°, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968) van toepassing op de vergoeding die X ontvangt van het overheidslichaam, een ander dan aan wie het krediet wordt verstrekt?
Ja, de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel j, onder 1°, Wet OB 1968 is van toepassing op de vergoeding die X ontvangt van het overheidslichaam, een ander dan degene aan wie het krediet wordt verstrekt. Het gaat namelijk om een betaling voor het beheer door degene die het krediet heeft verstrekt.
De kredietvrijstelling is van toepassing op de vergoeding die X ontvangt van het overheidslichaam. X verstrekt en beheert de leningen in de zin van artikel 135, eerste lid, onderdeel b, btw-richtlijn.
Op grond van artikel 11, eerste lid aanhef en onderdeel j, onder 1° Wet OB 1968 geldt een vrijstelling voor het verlenen van en de bemiddeling inzake krediet.
Met deze bepaling geeft de Nederlandse wetgeving uitvoering aan artikel 135, eerste lid, onderdeel b, btw-richtlijn. Volgens deze bepaling geldt een vrijstelling voor de verlening van kredieten en de bemiddeling inzake kredieten, alsmede het beheer van kredieten door degene die deze heeft verleend.
De prestatie van X en de daaruit voortvloeiende handelingen zijn als geheel bezien voor de omzetbelasting kenmerkend voor het beheer van een hypothecaire lening door degene die het krediet heeft verleend (zie ook Hoge Raad 11 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:838, r.o. 4.3.3). Het beheer van kredieten door degene die het krediet heeft verleend wordt in de richtlijntekst expliciet genoemd als een situatie die binnen de reikwijdte van de vrijstelling valt. Dit is niet opgenomen in de tekst van artikel 11, eerste lid, onderdeel j, onder 1° Wet OB 1968. Een richtlijnconforme uitleg van artikel 11, eerste lid, onderdeel j, onder 1° Wet OB 1968 brengt echter met zich mee dat hieronder ook moet worden verstaan het beheer van kredieten door degene die het krediet heeft verleend. Dit ongeacht of de vergoeding (geheel of gedeeltelijk) wordt ontvangen van een ander dan degene aan wie het krediet wordt verstrekt. Er zijn geen aanwijzingen dat de Nederlandse wetgever een afwijking heeft beoogd ten opzichte van de tekst in artikel 135, eerste lid, onderdeel b, btw-richtlijn (zie HR 10 augustus 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3758, r.o.3.4).
Bron: Belastingdienst
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668