Het betreft voor 2025 in de eerste plaats het bedrag dat een aanbieder van hypothecair krediet buiten beschouwing mag laten bij het vaststellen van de financieringslast bij alleenstaanden met een toetsinkomen hoger dan € 28.000. Dit bedrag is gecorrigeerd voor inflatie en verhoogd van € 16.000 naar € 17.000.
Verder is verduidelijkt dat indien de consument in een of meer van de laatste drie kalenderjaren geen vaste inkomsten heeft gehad, de aanbieder van hypothecair krediet bij het bepalen van het toetsinkomen kan uitgaan van het huidige inkomen van de consument, indien door een terzake deskundige op grond van een analyse van het perspectief van de consument op de arbeidsmarkt is onderbouwd dat dit inkomen bestendig is. De consument dient in die drie kalenderjaren wel tenminste twaalf maanden een inkomen te hebben gehad.
Voorts is verduidelijkt dat een aanbieder van hypothecair krediet bij het vaststellen van het toetsinkomen dient uit te gaan van de vastgestelde pensioenleeftijd zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Algemene Ouderdomswet. Op dit moment is de vastgestelde maximale AOW-leeftijd 67 jaar en drie maanden. Van deze leeftijd dient de aanbieder van hypothecair krediet bij het vaststellen van het toetsinkomen uit te gaan voor consumenten die binnen tien jaar na het aangaan van een hypothecair krediet deze pensioenleeftijd bereiken.
Ten vierde is opgenomen hoe het termijnbedrag van een studielening dient te worden bepaald waarvan de aanbieder van hypothecair krediet dient uit te gaan bij het bepalen van de financieringslast. Uitgangspunt is dat de aanbieder van hypothecair krediet bij het bepalen van de financieringslast dient uit te gaan van het termijnbedrag dat de consument verschuldigd is voor rente en aflossing van de studielening (artikel 3a, eerste lid). Verduidelijkt is dat de aanbieder van hypothecair krediet in bepaalde situaties voor het bepalen van het termijnbedrag dient uit te gaan van de actuele restschuld, de actuele rente en de resterende looptijd van de studielening. Het gaat om de situatie dat de consument nog geen termijnbedrag is verschuldigd voor rente en aflossing van de studielening (de zogenaamde aanloopfase) of de consument heeft gekozen voor een aflosvrije periode of als gevolg van de zogenaamde draagkrachtmeting een verlaagd termijnbedrag is verschuldigd. De reden waarom de aanbieder van hypothecair krediet in deze situaties geen rekening mag houden met het feit dat (nog) geen termijnbedrag of een lager termijnbedrag verschuldigd is voor rente en aflossing is dat het gaat om een tijdelijke situatie.
Ten slotte zijn in bijlage I de inkomens met bijbehorende financieringslastpercentages opgenomen. Deze tabellen zijn aangepast vanwege de veranderde koopkracht van huishoudens en zijn in overeenstemming met het advies van het Nibud. De tabellen beginnen bij een toetsinkomen van € 28.000 (verwachte bruto minimumloon vanaf januari 2025) voor consumenten die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt en tevens voor consumenten die de AOW-leeftijd al wel hebben bereikt (verwachte bruto AOW-uitkering vanaf januari 2025).
Bron: Rijksoverheid
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668