Specifieke aandachtspunten
In de juridische analyse komt een aantal punten naar voren die meer aandacht verdienen:
2.1 Buiten werking stellen individueel bezwaarrecht
2.2 Hoorrecht (artikel 150g Pw)
2.3 Informatievoorziening
2.4 Samenhang van diverse omstandigheden leidt tot ongeoorloofde inmenging?
2.5 Discriminatie naar leeftijd (art. 14 EVRM)
Het onderbrengen van bestaande aanspraken en rechten in een nieuwe pensioenovereenkomst kan tot verschil in generatie-uitkomst leiden. Bijvoorbeeld door de afschaffing van de doorsneesystematiek en de omzetting van het omzetten van een progressieve premie naar een vlakke premie.
Dit betekent dat bij invaren sprake kan zijn van (indirecte) leeftijdsdiscriminatie zoals ook prof. Peters stelt in zijn juridische analyse op grond van artikel 14 EVRM.
Als dit nadeel in voldoende mate wordt gecompenseerd, zal niet snel sprake zijn van ongeoorloofde indirecte leeftijdsdiscriminatie. In het transitieplan worden daarom afspraken vastgelegd over compensatie.
Als het nadeel niet in voldoende mate is gecompenseerd, speelt de vraag of daarvoor een rechtvaardiging bestaat. Prof. Peters beziet het afschaffen van de doorsneepremie en de invoering van een vlakke premie op het eerste gezicht als legitieme doelen. Ook wijst hij erop dat de Nederlandse Staat een beoordelingsmarge heeft. Verder geldt dat in de wet eisen zijn gesteld, zoals bijvoorbeeld de minimale dekkingsgraad waarbij mag worden ingevaren (onder meer om te borgen dat compensatie voor afschaffing van de doorsneepremie naast premieopslag ook uit het vermogen mogelijk is), en is er een overgangsregime geïntroduceerd ten aanzien van de omzetting van de progressieve premie in een vlakke premie, waardoor deze effecten (deels) worden beperkt.
2.6 Bijzondere pensioenvormen
3. Aansprakelijkheidsrisico’s
Ik ben het met prof. Peters eens dat het aansprakelijkheidsrisico van de Staat (1) beperkt is. Een groot deel van de verantwoordelijkheid bij het invaren ligt nu eenmaal bij de sociale partners en de pensioenfondsen. Indien de Staat aansprakelijk wordt gesteld, acht ik de kans dat het EHRM dat beroep zal honoreren klein, vanwege de motivatie van de inbreuk en dat de inbreuk te rechtvaardigen is. Het valt evenwel nooit uit te sluiten dat deelnemers de Staat zullen aanspreken.
Voor wat betreft het aansprakelijk stellen van werkgevers en/of pensioenfondsen (2 en 4), deel ik de mening van prof. Peters dat veel zal afhangen van de specifieke omstandigheden en de bij de transitie gemaakte keuzes ten aanzien van de evenwichtige belangenafweging. Gelet op de reeds bestaande checks and balances binnen de huidige evenwichtige besluitvorming door pensioenfonds-besturen (wettelijke governancevereisten) alsook de extra waarborgen vanuit de Wtp (zoals wettelijke normen ten aanzien van vermogenstoedeling), zie ik op dit moment geen redenen om aan te nemen dat de transitie onevenwichtig zal gaan verlopen.
Bron: Rijksoverheid
Pagina 19/20/21 uit 129 (pdf, Bijlage - IBO Pensioenopbouw in balans)
1.1.4 Vierde pijler: individuele vermogensopbouw
Met de vierde pensioenpijler wordt overig vermogen bedoeld. Mensen kunnen op eigen initiatief vermogen opbouwen om hier tijdens pensionering gebruik van te maken, door het rendement op het opgebouwde vermogen te consumeren en/of het vermogen te benutten voor uitgaven. Het kenmerkende onderscheid van de vierde pijler is dat het initiatief bij het individu ligt en er specifiek gericht op pensioen geen bewuste prikkels zijn om bepaald vermogen vast te leggen voor de pensioendatum. Een belangrijk element in de vierde pijler is de eigen woning.
…
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668