Neem nu een abonnement op Fintool.nl
De betrouwbare vraagbaak voor financiële dienstverleners.
Abonneren Bekijk alle diensten
22 jan 2025 Nieuws

Beperkingen proceskostenvergoedingen in WOZ- en bpm-zaken

De beperkingen in de proceskostenvergoedingen die per 1 januari 2024 zijn ingevoerd in zaken over de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm), zijn toelaatbaar. Ze zijn namelijk niet discriminerend en ook niet in strijd met EU-recht. Dat heeft de belastingkamer van de Hoge Raad geoordeeld.
  • Dagelijkse e-mail nieuwsbrief
  • Kennisbank met 1000+ artikelen
  • Rekenmodellen en downloads
  • Persoonlijk archief
  • Inclusief Permanent Actueel module!!

Achtergrond

De belastingplichtige die een professionele rechtsbijstandverlener inschakelt om voor hem een fiscale procedure te voeren, kan voor de daarmee gemoeide kosten een tegemoetkoming (proceskostenvergoeding) krijgen als hij in het gelijk wordt gesteld. Met ingang van 1 januari 2024 zijn de proceskostenvergoedingen in WOZ- en bpm-zaken beperkt tot 25% of 10% van de vergoeding die in andere zaken kan worden toegekend. Als de procedure ertoe leidt dat het besluit van het bestuursorgaan over de WOZ of de bpm wordt vernietigd of gewijzigd, geldt de beperking tot 25%. In gevallen waarin de belastingplichtige op andere, formele punten in het gelijk wordt gesteld, geldt de beperking tot 10%.

De wetgever heeft deze beperkingen ingevoerd omdat het verkrijgen van proceskostenvergoedingen een belangrijke oorzaak is van het grote aantal procedures over de WOZ en de bpm, waarbij het belang van de betrokken belastingplichtige niet per se leidend is. De wetgever wilde daarom de financiële prikkel wegnemen voor procedures waarvan de overwegende reden is voor de rechtsbijstandverlener een beloning te verkrijgen die de in redelijkheid gemaakte kosten overtreft.

De zaak

Deze zaak betreft een bpm-zaak. Het gerechtshof stelde de belanghebbende in het gelijk en kende een proceskostenvergoeding toe voor de kosten die belanghebbende had moeten maken voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand in verband met de behandeling van het hoger beroep. Het hof is daarbij uitgegaan van de vergoeding van twee proceshandelingen: het verweerschrift en het verschijnen op de zitting.

De belanghebbende vond de vergoeding te laag, omdat het gerechtshof voor de berekening van de proceskostenvergoeding volgens hem een bepaalde proceshandeling niet had meegeteld. Daarom stelde hij beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad is het met de belanghebbende eens dat het gerechtshof ten onrechte een proceshandeling niet heeft meegeteld. De staatssecretaris van Financiën vond dat overigens ook. De Hoge Raad moest de proceskostenvergoeding daarom opnieuw vaststellen. Omdat de Hoge Raad de sinds 1 januari 2024 bestaande regels moest toepassen, stond hij voor de vraag of de beperkingen van de proceskostenvergoeding voor procedures over de WOZ en de bpm verenigbaar zijn met internationale verdragen en met het recht van de Europese Unie.

De Hoge Raad oordeelt dat dit het geval is. De beperkingen van de proceskostenvergoeding hebben als doel te voorkomen dat die vergoeding in veel gevallen zo hoog uitvalt dat afbreuk wordt gedaan aan het uitgangspunt dat een proceskostenvergoeding niet méér beoogt te zijn dan een tegemoetkoming in de werkelijk gemaakte proceskosten. Volgens de Hoge Raad heeft de wetgever met de beperkingen van de proceskostenvergoeding het oog gehad op gevallen waarin aan de belanghebbende rechtsbijstand wordt verleend op basis van het principe van ‘no cure, no pay’. Daarbij wordt met de rechtsbijstandverlener afgesproken dat het bedrag van de eventuele proceskostenvergoedingen aan hem wordt afgedragen en dat de belanghebbende verder geen financieel risico – zoals een instapvergoeding of percentage van de bespaarde belasting – loopt. Het bedrijfsmodel van de betrokken rechtsbijstandverlener is verder erop gebaseerd dat procedures op een zodanige wijze worden gevoerd dat de daarin toegekende proceskostenvergoedingen de in redelijkheid gemaakte kosten ver overtreffen. De beperkingen van de proceskostenvergoeding gelden volgens de Hoge Raad niet voor gevallen waarin de rechtsbijstand kennelijk niet deze kenmerken heeft.

Gelet op deze afbakening van de werkingssfeer van de beperkingen, is de wetgever naar het oordeel van de Hoge Raad niet verder gegaan dan nodig is om het daarmee beoogde doel te bereiken. Voor de beperkingen bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging. De beperkingen zijn daarom niet in strijd met internationale verdragen of met het recht van de Europese Unie, aldus de Hoge Raad.

De beslissing in deze zaak

Na deze algemene overwegingen kon de Hoge Raad in de zaak van deze belanghebbende nog geen definitieve beslissing nemen over de hoogte van de proceskostenvergoeding. Het is namelijk niet voldoende duidelijk of het geval van de belanghebbende buiten de werkingssfeer van de beperkingen valt. Belanghebbende krijgt nog de gelegenheid dit aan te tonen. Daarna zal de Hoge Raad de omvang van de aan belanghebbende toe te kennen proceskostenvergoeding definitief vaststellen.

 

Bron: Hoge Raad

Downloads

Downloads zijn alleen beschikbaar voor abonnees. Log graag in of neem een abonnement.

Lees ook…

Wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm

De Rechtspraak heeft in het jaarverslag over 2022 aandacht gevraagd voor de vastlopende belastingrechtspraak door grote hoeveelheden ‘no cure no pay’-zaken en de onder druk staande toegang tot de rechter. De hoge instroom van WOZ- en bpm-zaken leidt er bij de rechtspraak toe dat verdringing plaatsvindt en burgers en bedrijven in andere zaken, die vanuit maatschappelijk oogpunt van groter belang zijn, langer op een uitspraak moeten wachten.

Plan van aanpak no-cure-no-pay-problematiek WOZ

Staatssecretaris Van Rij stuurde het plan van aanpak van de no-cure-no-pay-problematiek in bezwaar- en beroepsprocedures naar de Tweede Kamer.

Werkwijze no cure no pay-bedrijven bij aanvechten Waardering Onroerende Zaken en Belasting van Personenauto’s en Motorrijtuigen onderzocht

Het aantal ingediende bezwaar- en beroepschriften tegen de bepaling van de Waardering Onroerende Zaken (WOZ) en de Belasting van Personenauto’s en Motorrijtuigen (BPM) door no cure no pay-bedrijven is in de afgelopen jaren gestegen. Wanneer een bezwaar- of beroepschrift (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard krijgen deze bedrijven een proceskostenvergoedingen en dat kost gemeenten (voor de WOZ) en de Belastingdienst (voor de BPM) veel geld. Met het oog op de vraag of het mogelijk is deze kosten terug te dringen onderzochten Breuer&Intraval en Pro Facto in het onderzoek Van beroep in bezwaar in opdracht van het WODC de werkwijze en het verdienmodel van no cure no pay-bedrijven.

Rubrieken

Dossiers

Opvoerdatum

22 jan 2025

Laatst gewijzigd

22 jan 2025

Adresgegevens

Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668

Fintool bv © 2003/2025. Alle rechten voorbehouden.
Lees graag de leveringsvoorwaarden en het privacy reglement.