Op 14 juni 2024 is het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 aangeboden voor advies aan de Raad van State. Hiermee wordt in box 3 het werkelijke rendement belast. Dit werkelijke rendement bestaat uit het directe rendement, zoals rente, huur en dividend met aftrek van kosten. Daarnaast bestaat het behaalde rendement ook uit indirect rendement, de positieve of negatieve waardeontwikkeling van bijvoorbeeld aandelen. De waardeontwikkeling wordt in principe jaarlijks belast met een vermogensaanwasbelasting. De waardeontwikkeling van onroerende zaken en aandelen in start-ups wordt met een vermogenswinstbelasting belast. De waardeontwikkeling wordt dan niet jaarlijks belast maar aan het einde van de bezitsduur, bijvoorbeeld bij verkoop. Er is daarmee sprake van een hybride stelsel, een combinatie van een vermogensaanwasbelasting en een vermogenswinstbelasting.
Een toename van complexiteit is inherent aan het introduceren van een stelsel op basis van werkelijk rendement. Er wordt immers afgestapt van een zeer eenvoudig forfaitair stelsel en een stelsel op basis van de complexe werkelijkheid komt daarvoor in de plaats. In de vormgeving van het wetsvoorstel is steeds geprobeerd een balans te vinden tussen de verschillende invalshoeken waarbij uitvoerbaarheid en doenvermogen voor burgers grote aandacht hebben. Een belangrijk onderdeel daarvan is een vormgeving waarbij zoveel mogelijk gegevens vooraf ingevuld kunnen worden in de aangifte voor box 3.
Bij een vermogensaanwasbelasting zijn alleen gegevens nodig over het jaar waarover belasting wordt betaald. Denk hierbij aan rente op bankrekeningen en schulden, ontvangen dividend en vermogensaanwas van publiek verhandelbare aandelen en obligaties bij in Nederland gevestigde financiële instellingen. Dit betekent dat voor de meerderheid van de belastingplichtigen die alleen deze bezittingen in deze categorieën hebben, de aangifte volledig vooraf wordt ingevuld. Hierdoor blijft hun aangifte relatief eenvoudig.
Bij een vermogenswinstbelasting moeten gegevens soms tientallen jaren worden bijgehouden en zijn relevante gegevens op het moment van aangifte soms niet meer beschikbaar. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) geeft aan dat banken nu niet beschikken over de benodigde gegevens om een vermogenswinstbelasting vooraf in te vullen. Qua timing geeft de NVB aan dat de invoering van een belasting over werkelijk rendement op basis van een vermogensaanwasbelasting voor de banken sneller realiseerbaar is dan een vermogenswinstbelasting. De NVB meent dat de kosten en complexiteit om over te stappen op een nieuw te ontwikkelen uniform systeem voor een vermogenswinstbelasting, met uitgewerkte toerekening- en rekenregels, inclusief een uniform ingevoerde systematiek voor klanten die overstappen van de ene financiële instelling naar de andere en voor corporate actions, dermate hoog zijn dat dit in geen verhouding staat tot het doel om klanten en belastingdienst zoveel mogelijk te ontzorgen bij het doen van aangifte. Daardoor zouden bij een volledige vermogenswinstbelasting minder gegevens vooraf ingevuld kunnen worden waardoor een groter beroep op het doenvermogen van belastingplichtigen wordt gedaan.
De administratieplicht hangt samen met het type vermogen. Als ouders bijvoorbeeld geld hebben geleend aan hun kind, dan hebben zij een vordering in box 3. De administratie voor deze vordering zou dan bestaan uit het bewaren van de geldleningsovereenkomst, de (periodieke) aflossingen en de betaling van de rente. In het huidige stelsel is alleen de hoogte van de vordering relevant in box 3.
Hetzelfde geldt voor schulden die zijn aangegaan bij particulieren en buitenlandse financiële instellingen. Voor onroerende zaken zijn onder andere gegevens over aftrekbare kosten, huurinkomsten en aan- en verkoop relevant. Deze gegevens heeft de belastingplichtige nodig voor het doen van een juiste aangifte.
De administratieplicht verplicht tot het bewaren van deze gegevens. Van belastingplichtigen die meer complex vermogen bezitten (ten opzichte van de reguliere financiële producten zoals sparen en beleggen) mag een extra inspanning verwacht worden voor het bijhouden van gegevens die relevant zijn voor de aangifte, al dan niet ondersteund door een administratiekantoor of belastingconsulent. Tegenover de toegenomen administratieve lasten staat dat belastingplichtigen op basis van het werkelijke rendement worden belast. De voordelen hiervan op het gebied van rechtvaardigheid en juridische houdbaarheid wegen naar het oordeel van het kabinet op tegen de toegenomen administratieve lasten.
Invoering per 1 januari 2028 is uitvoerig verkend en naar huidige omstandigheden wel haalbaar. Er is afgesproken met de Belastingdienst en met ketenpartners (zoals banken en verzekeraars) dat er een implementatietermijn zal zijn van een jaar en negen maanden, gerekend vanaf het moment dat het wetsvoorstel is aangenomen door de Tweede Kamer. Deze periode hebben de Belastingdienst en de ketenpartners nodig om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op de inwerkingtreding van een stelsel op basis van werkelijk rendement. Deze implementatietermijn betekent dat inwerkingtreding per 2028 mogelijk is als het wetsvoorstel uiterlijk op 15 maart 2026 aangenomen wordt door de Tweede Kamer. Als deze datum niet wordt gehaald, zullen gegevensleveranciers (banken, verzekeraars) niet tijdig, juist en volledig hun gegevens aan de Belastingdienst kunnen aanleveren.
Indien tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot ingrijpende veranderingen wordt besloten, moet opnieuw worden gekeken naar de uitvoerbaarheid en naar de mogelijke inwerkingtredingsdatum. Daarnaast zal in 2028 nagenoeg geen ruimte zijn voor het realiseren van andere aanpassingen in de inkomstenbelasting, omdat een deel van de aanpassingen van de geautomatiseerde systemen in 2028 gerealiseerd zal moeten worden.
Bron: Rijksoverheid
Fintool
Telefoon 085 - 111 89 99
Telefax 085 - 111 88 80
E-mail: info@fintool.nl
KvK 27256668