Er is schade ontstaan aan de woning van de consumenten doordat de vloer van de garage gedeeltelijk is verzakt. Tijdens het onderzoek naar de oorzaak van de schade is gebleken dat de consumenten nog niet in de woning woonden omdat de woning nog verbouwd werd.
De commissie oordeelt dat de tussenpersoon geen verwijt gemaakt kan worden ten aanzien van de aanvraag van de verzekering. De consumenten hebben namelijk zelf verzuimd in het aanvraagformulier te melden dat de woning leegstond en verbouwd werd.
Wel had de tussenpersoon moeten opmerken dat de consumenten op het schadeformulier hadden aangegeven dat de woning niet bewoond werd. Nu hij dat niet gedaan heeft, hebben de consumenten kosten moeten maken die zij anders niet gemaakt zouden hebben. De klacht van de consumenten is daarom gegrond en hun vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
Op het schadeformulier dat de consumenten op 25 mei 2023 aan de schadebehandelaar hebben toegezonden, hebben zij aangegeven dat de woning niet bewoond was. Bij het doornemen van het schadeformulier had de schadebehandelaar dit moeten signaleren en erop bedacht moeten zijn dat de gemelde schade daarom zeer waarschijnlijk niet gedekt zou zijn onder de verzekering. Dit heeft de tussenpersoon ook erkend. De schadebehandelaar had nadere vragen moeten stellen aan de consumenten en zo nodig navraag moeten doen bij de verzekeraar. Door dit niet te doen, heeft hij niet gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon.
Het feit dat de hypotheekadviseur mogelijk kort voor het ontstaan van de schade op de hoogte was van de verbouwing, betekent niet dat ook de tussenpersoon op de hoogte was van de verbouwing. De hypotheekadviseur houdt zich niet bezig met verzekeringsadvies en had zich daarom in dit geval niet hoeven te realiseren dat zij deze informatie had moeten delen met de tussenpersoon.
Uit het dossier blijkt namelijk dat de verzekeraar aan de gevolmachtigde heeft medegedeeld dat hij de verzekering niet zou hebben gesloten als hij had geweten dat de woning verbouwd werd. Als hij de verzekering wel zou hebben gesloten, dan zou de verzekering een hele beperkte dekking hebben gehad vanwege de verbouwing en de leegstand van de woning. Binnen deze beperkte dekking zou het verzakken van de garagevloer niet gedekt zijn geweest. Daarnaast heeft de verzekeraar benadrukt dat verzakking altijd uitgesloten is van dekking.
Tijdens de hoorzitting bij de commissie heeft de tussenpersoon voor het eerst het verweer gevoerd dat hij niet betrokken is geweest bij de schadebehandeling. Volgens de tussenpersoon heeft de gevolmachtigde de schadebehandeling uitgevoerd en kan de tussenpersoon daarom niet worden aangesproken voor eventuele fouten die bij die schadebehandeling zijn gemaakt.
De commissie oordeelt dat de tussenpersoon dit verweer te laat voert door dit pas tijdens de hoorzitting ter sprake te brengen. Dit is in strijd met de beginselen van een goede procesorde. De tussenpersoon heeft namelijk tijdens de schriftelijke fase van de procedure bij Kifid tweemaal de kans gehad om dit verweer (op deze wijze) te voeren, maar dit nagelaten. Reeds daarom gaat de commissie voorbij aan dit verweer.
Desalniettemin vindt de commissie het zinvol om kort op de inhoud van dit verweer in te gaan. Het verweer slaagt namelijk ook op inhoudelijke gronden niet. Tijdens de schriftelijke klachtenprocedure bij Kifid heeft de tussenpersoon de schadebehandelaar van de gevolmachtigde aangeduid met “medewerkster van de schadeafdeling (contact met klant namens [de tussenpersoon])”. Tijdens de zitting heeft hij ook het begrip “mijn collega’s” gehanteerd. De commissie komt daardoor tot de conclusie dat de tussenpersoon zich in dit specifieke geval het handelen van de gevolmachtigde ten aanzien van de schadebehandeling heeft toegeëigend. Daarmee komt het handelen van de gevolmachtigde voor zijn rekening en risico.
Daarnaast is het onderscheid tussen de tussenpersoon en de gevolmachtigde voor de consument ook nooit voldoende duidelijk gemaakt. Een e-mailhandtekening waarin verwezen wordt naar de website van de volmacht is daarvoor onvoldoende. In de e-mails aan de consumenten wordt ook nergens door de tussenpersoon of de gevolmachtigde gemeld dat de consumenten met een andere partij, namelijk de gevolmachtigde van de verzekeraar en dus indirect met de verzekeraar, van doen hebben in plaats van de tussenpersoon die de belangen van de consumenten zou moeten behartigen.
Daarbij komt dat de gevolmachtigde en de tussenpersoon allebei onderdeel uitmaken van dezelfde groep ondernemingen, gevestigd zijn op hetzelfde adres en gebruik maken van vrijwel hetzelfde telefoonnummer. De consumenten hebben tijdens de hoorzitting toegelicht dat als zij de tussenpersoon belden met een vraag over hun schade, zij werden doorverbonden met “een collega van de schadeafdeling”.
Lees hier de volledige uitspraak.
Bron: Kifid
Fintool
info@fintool.nl
085 111 89 99