Kunnen aanstaande echtgenoten het recht op partneralimentatie in geval van echtscheiding voorafgaand aan het huwelijk bij huwelijkse voorwaarden uitsluiten? Volgens advocaat-generaal (AG) Lückers moet die vraag bevestigend worden beantwoord.
Kunnen aanstaande echtgenoten voorafgaand aan het huwelijk bij huwelijkse voorwaarden het recht op partneralimentatie in geval van echtscheiding uitsluiten? De Hoge Raad beantwoordt deze vraag in een uitspraak van ontkennend. De Hoge Raad is, in lijn met eerdere rechtspraak, van oordeel dat dergelijke afspraken nietig zijn.
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben samen 35% van een woning in onverdeelde eigendom. De woning bestaat uit twee bouwkundig gesplitste delen, waarvan belanghebbende en zijn echtgenote er een bewonen. De waardeontwikkeling van het 35%-aandeel in de woning gaat belanghebbende en zijn echtgenote volledig aan, zodat de waardeverandering de belastingplichtige of zijn partner grotendeels aangaat.
De Hoge Raad heeft antwoord gegeven op prejudiciële vragen van de rechtbank Overijssel over effectenlease. De vragen gaan over de rol van tussenpersonen bij het aangaan van effectenlease en dan specifiek over het ‘adviseren’ en het ‘doorgeven van een order’ door een tussenpersoon.
Belastingplichtigen die vielen onder de massaal bezwaarprocedure voor box 3 kunnen naar aanleiding van het box 3-arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 en de daaropvolgende collectieve uitspraak op het massaal bezwaar binnen zes maanden een beslissing van de inspecteur over vermindering van hun aanslag verwachten.
De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan naar aanleiding van prejudiciële vragen over de informatieverplichtingen van verzekeraars bij beleggingsverzekeringen.
Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de manier waarop vermogen in box 3 wordt belast in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Volgens de uitspraak mag alleen het werkelijk rendement op het vermogen worden belast.
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben in 2016 hun onderneming gestaakt. Tot een bedrag van € 70.000 heeft belanghebbende de bij hem in aanmerking genomen stakingswinst omgezet in een lijfrente (hierna: de stakingslijfrente) en uitgaven voor inkomensvoorzieningen in mindering gebracht op zijn inkomen uit werk en woning van 2016 (artikel 3.129 Wet IB 2001).
Op 4 februari 2022 zal de uitspraak op bezwaar over de jaren 2017 tot en met 2020 worden gepubliceerd. Dat betekent echter niet dat op dat moment al een beslissing is genomen over de beleidsmatige invulling van het rechtsherstel. Ik heb advies bij de Landsadvocaat ingewonnen over de omvang van een uitspraak op massaal bezwaar. De conclusie op grond van het advies is dat op 4 februari a.s. weliswaar collectief uitspraak gedaan moet worden maar dat het juridisch bezien niet noodzakelijk is dat de besluitvorming over de wijze van rechtsherstel daarvóór afgerond is.
Als professioneel financieel adviseur moet en wilt u bijblijven en dat het liefst in zo weinig mogelijk (kostbare) tijd. Dat kan nu met Fintool.nl! Meld u nu aan als abonnee en krijg direct toegang tot de Kennisbank.